Over het configuratiebestand
De instellingen voor de gebruiker worden opgeslagen in het configuratiebestand 'opnet3.config'.
Standaard wordt er per O-Prognose client installatie een nieuw configuratiebestand aangemaakt.
In het configuratiebestand worden een aantal instellingen van de software vastgelegd, zoals de verwijzing naar
de database. Deze instellingen kunnen met Notepad worden aangepast, maar de meeste instellingen kunnen
ook via de software worden aangepast door de gebruiker.
Indien de gebruiker geen rechten heeft om het configuratiebestand vanuit de software aan te passen, kan het
handig zijn om enkele instellingen alvast vooraf goed te zetten.
Meerdere gebruikers
Wanneer u meerdere gebruikers wilt laten werken met dezelfde instellingen, heeft u 2 opties:
1. Installeer O-Prognose op een computer. Stel de instellingen voor deze gebruiker helemaal naar wens in. Kopieer vervolgens het configuratiebestand uit de standaardmap naar de standaardmap op de volgende computer.
De standaardlocatie voor het configuratiebestand is C:\ProgramData\OPrognose.NET\.
2. Sla het configuratiebestand op op een centrale locatie. Dit kan bijvoorbeeld een fileserver zijn.
U dient voor iedere gebruiker een nieuwe snelkoppeling aan te maken, die verwijst naar de centrale opslaglocatie van het configuratiebestand. Kijk hieronder voor de uitleg:
- Navigeer naar de map waar u O-Prognose hebt geinstalleerd. De standaardlocatie van de installatiemap is C:\Program Files (x86)\OPrognose.NET\.
- Klik met de rechter muisknop op het bestand 'opnet3.exe'.
- Klik op 'Kopieren naar > Bureaublad (snelkoppeling maken)'. Er wordt nu een nieuwe snelkoppeling op het bureaublad van de gebruiker geplaatst.
- Navigeer naar het bureaublad van de gebruiker.
- Klik met de rechter muisknop op de snelkoppeling 'OPrognose.NET'.
- Klik op Eigenschappen. Zie de afbeelding hieronder voor een voorbeeld:

- Pas het 'Doel' van de snelkoppeling aan op de volgende manier:
- Klik in het vak 'Doel' met de linker muisknop. Navigeer naar het einde van de regel.
- Voer een [spatie] in achter het einde van de regel.
- Voer het pad naar het configuratiebestand in (voorbeeld: D:\Plandatis\OPrognose\Config\).
Wanneer het pad naar het configuratiebestand een [spatie] bevat, zet u het pad tussen de tekens " en ". Anders werkt de padverwijzing niet.
- Pas de gemaakte wijzigingen toe.
- Kopieer de snelkoppeling naar het bureaublad van de andere gebruikers.